|
Om
de Kei
|
Om de Kei nummer: 19. Uit De Bron van woensdag 7 september 1994, 31e jaargang nummer 15. |
VUIL. Bij het bekijken van de nieuwbouw van de bibliotheek krijg ik veel bewondering voor de architect, die iets op papier zet wat dan later een heel gebouw moet worden. In het begin heeft hij of zij niet meer dan een paar indrukken van de omgeving; een stuk grasland, waar nog een paar kerstbomen verloren liggen en de wensen en eisen van de opdrachtgever. Zo ook de nieuwe aanbouw van het buurthuis van Ugchelens Belang; de tamelijke sombere en eentonige gevel krijgt een heel ander aanzien. Ik vind dat knap; als iemand mij vraagt om één of ander voorwerp na te maken, dan kan dat. Dat kan volgens mij iedereen, alleen de één slaagt er meer in dan de ander. Dat vind ik creativiteit. Van niets ièts maken. Zo heeft de redactie van "De Bron" mij eens gevraagd, elke twee weken iets te boetseren. Dat vindt u dan onder de kop van "Om de kei". Als ik zo een stukje schrijf, weet ik nooit van tevoren, of het een zinnig verhaal wordt, of niet. Misschien vindt bijna iedereen het zonde van het papier en de moeite. Er zijn momenten, dat ik het wèl prachtig vind en een ander het tegenovergestelde. Ik voel ik me op bepaalde momenten net als die architect; ik moet alleen maar binnen de gestelde wensen en eisen van de opzet van dit blad blijven. Dat is toch niet zo eenvoudig; ik mag niet vloeken, maar dat is niet zo moeilijk, want dat doe ik toch nooit. |
Nou ja, die ene keer, dat ik zó hard op mijn duim sloeg, dat de tranen in mijn ogen schoten. Toen was er gelukkig ook niemand in de buurt. Ik wil positief blijven; dat ben ik van huis uit, maar om positief te schrijven, is toch niet zo eenvoudig. Ik wil natuurlijk ook niemand beledigen en dat is soms wèl problematisch. Ik wil niet discrimineren, trouwens, dat is strafbaar. Ik wil juist stimuleren en daar schuilt geloof ik, het probleem. Er is, geloof ik, niemand blijer in Ugchelen als er een stukje over Ugchelen in de krant staat. Meestal gaat het over opvallende zaken, die erg ongewoon zijn. Zo ook die man (een automobilist stond er), die een grote hoeveelheid zakken vuilnis dumpte aan de Hoog Buurloseweg. Wat moet die man toch bezielen? Als iemand één blikje - soms gedachteloos - aan de kant van de weg smijt, of als er één asbakje geleegd wordt, of als er één plastic zakje wegwaait, dan zeggen we er al iets van, maar een hele vuilnisauto... dat is wat al te grijs. Als ik dan bijvoorbeeld de vakantiegangers een camping af zie gaan en hun achtergelaten en hun doodgeslagen gras-plek bezie met alles daaromheen, heb ik daar wel mijn gedachten over. Zo van: zou je dat thuis ook zo doen en waarom doe je dat in Ugchelen wèl? En: wie ruimt de rotzooi op? Niet: "Uwe Kijker" |
Deze tekst wordt elke veertien dagen met toestemming overgenomen uit het Ugchelense Kerk- en Nieuwsblad "DE BRON". Copyright © 1996 - Uwe Kijker / DE BRON / Gert Woutersen |