|
Om
de Kei
|
Om de Kei nummer: 171. Uit De Bron van woensdag 4 juli 2001, 38e jaargang nummer 13. |
VROLIJK. Als het weer wat opknapt tegen de tijd, dat we met vakantie gaan, kijken de mensen elkaar vrolijker aan. De zorgelijke trek verdwijnt een beetje van het gelaat. Ach, de toetsen en examens zijn achter de rug en de vakantieplannen zijn gesmeed; het is tijd om aan leuke dingen te denken. De kinderen van de Eloyschool hebben het scholensurvival gewonnen. Vroeger heette deze volgens mij gewoon sportdag. Dan deden we allerlei spelletjes, zoals slagbal of kastie. Eerst hadden de meesters veel tijd nodig om de regels uit te leggen, daarna duurde het nog heel lang, voordat de grootste en oudste jongen de eerste slag deed. Ik herinner mij nog goed, dat je dan erg goed moest oppassen, dat je bij een slag het slaghout niet naar je hoofd kreeg. Want in zijn verbaasde enthousiasme over het feit, dat hij toch de bal geraakt had, slingerde hij soms het slaghout naar achteren, waar wij stonden. Soms moest de meester zelf het vege lijf redden door naarstig te bukken en deze floot dan van schrik hard op zijn fluitje, waarbij hij ons wees op het gevaar, waaraan hij was ontsnapt. Het was altijd wel een vrolijke boel op het sportveld bij de school, vooral als het mooi weer was. Wat nu gedaan wordt en wat we toen ook deden, was zaklopen. Daar zijn altijd kinderen bij, die daarvan totaal geen kaas hebben gegeten. Ikzelf weet nog, dat ik hoopte, dat ik niet meteen aan de beurt was. Dan kon ik eerst even bekijken, hoe anderen het deden en wat de beste manier was. Sommigen hadden |
er een bepaalde handigheid in en dat probeerde ik dan na te apen. Ik heb nu ook begrepen, dat het duo-zaklopen in twee aan elkaar genaaide jute zakken een schouwspel is geweest, dat op de lachspieren heeft gewerkt. Niet alleen de kinderen, die eraan meedoen, maar ook de omstanders hebben veel plezier. Mensen, die veel plezier in hun werk hebben, stralen zelf ook vrolijkheid uit. Als ik een voorbeeld mag noemen: het Ugchelens Sokkenbuurtkoor heeft een dirigent, die door zijn enthousiasme een koor van zo maar een aantal buren, dat samen iets leuks wilde zingen, naar een volwaardig zangkoor geleid. Het enthousiasme, dat die mannen van dat koor dan weer uitstralen, werkt weer vrolijkheid op bij degene, die ernaar luistert. Onwillekeurig begin je mee te zingen en of je wilt of niet, mocht er enige chagrijnigheid in je zitten: dit verdwijnt dan heel snel. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken, dat het Sokkenbuurtkoor ervoor zorgt, dat de mensen in ons dorp er vrolijker door worden. Ik kan mij tenminste niet voorstellen, dat iemand, die de ene dag bij prachtig weer zeemansliederen staat te galmen, de andere dag met een kwaaie kop in de winkel staat. Hij wordt dan geconfronteerd met allerlei mensen, die hem herinneren aan de leuke zangprestatie van de vorige dag. Ik veronderstel, dat ons dorp hiermee een zangtherapie ondergaat, dat ervoor zorgt, dat wij hier in Ugchelen er monter bijlopen. "Uwe Kijker" |
Deze tekst wordt elke veertien dagen met toestemming overgenomen uit het Ugchelense Kerk- en Nieuwsblad "DE BRON". Copyright © 1996 - Uwe Kijker / DE BRON / Gert Woutersen |