Bevrijdingskrant Ugchelen 2005 |
7 |
|
Passages
uit een indrukwekkend verhaal
|
Door
Floortje Barber
In mijn eentje maakte ik graag lange wandelingen in de omgeving van Beekbergen. Als stadsmens begon ik van de bossen te houden en ik dacht: ''Als deze week om is, wanneer zal ik dan ooit weer bos zien?'' Op een goede morgen liep ik weer zo in mijn eentje te kuieren, toen ik opeens voor een veld kwam te staan. Men was daar aan het koren maaien. Eerst wilde ik met-een omkeren, bang als ik was om in de gaten te lopen, maar het was zo'n prachtig gezicht, dat ik bleef kijken. Na een poosje hielden de maaiers op en gingen aan de kant zitten om wat
te eten en te drinken. Een van de boeren zag mij staan en bood
me zelfs een boterham aan. Ik kon er nog een kroes thee bij
krijgen. Die vond ik niet lekker omdat er melk inzat, maar ik
wilde niet onbeleefd zijn en dronk alles op. De jongste van de
vier boeren keek mij eens aan en zei: ''Zeg, moet jij niet
werken? Schande dat zo'n jonge deerne overdag loopt te
luieren''. Worsten
en spek De man vroeg me of ik werken en koken kon. Ik zei dan ook volmondig 'ja', |
niet wetende dat boerenarbeid heel wat anders is dan de gewone
huishouding. Maar het vooruitzicht van werken voor geld en eten
toe, maakte me echt brutaal. Wel vertelde ik eerlijk dat ik niet
in het bezit van bonkaarten was. Tot mijn grote verbazing gaf
hij daar geen antwoord op. Ook zei ik nog terloops dat mijn
kookkunst niet zo was om over naar huis toe te schrijven. Maar
hij liet mij nuchter weten: ''Nou deerne, je zult het toch zelf
moeten vreten.'' En daarmee was ik aangenomen als meid. Op een maandagmorgen begon ik aan mijn nieuwe baan. Bij aankomst zaten twee broers en opa al te eten. Allemaal hadden zij een bord pap voor zich staan en ook nog drie grote sneden roggebrood. Even later kwam ook Harm binnen. Hij had van tevoren tien koeien moeten melken. ''Je eet eerst een bord pap en dan een paar sneden brood'', zei hij. Maar ik was zo zenuwachtig dat ik geen brok door mijn keel kon krijgen. Daar zat ik dan. Op een grote boerderij met liefst zes mannen die ik helemaal niet kende. Ik dacht was ik maar weer in mijn oude huis. Bij grootmoeder of vader. Nu zit ik hier, en ik kan wel huilen van narigheid. Maar ja, ik moest mij er maar doorheen zien te slaan. Even later stonden de mannen op en namen gereedschap mee naar buiten. ''We gaan naar het land en je zorgt maar dat het eten precies om twaalf uur klaar staat''. Ik keek met grote ogen, maar Hannes zei: ''Ik blijf vandaag wel bij je thuis en zal je wegwijs maken''. Stofzuiger En zo vond Floortje (haar onderduiknaam op het persoonsbewijs was Gerda) na verloop van tijd haar draai bij de zes mannen. Drie jaar bleef ze op de boerderij, tot 1945. Haar relaas krijgt een bijzondere en bijna dramatische wending als Duitse soldaten hun intrek nemen bij de familie Klopman. ''Op een dag kwam opa me opgewonden tegemoet lopen. 'Dat moet je meemaken, we hebben inkwartiering. Die moffen hebben het bakhuis en het fietsenhok in beslag |
genomen.Wat moeten we nu'. Op dat moment was ik doodkalm en zei; 'Niets
aan te doen. Dan gaan wij wel in de goede kamer eten. Daar stond
een kachel waarop ik zou kunnen koken. Maar wel op één
voorwaarde. Dat iedereen de klompen zou uitdoen. Ik dacht bij
mezelf: 'Gerda, als dat maar goed gaat. Nu zit je middenin de
gevaarlijke zone.'
Talrijke hachelijke situaties deden zich nog voor in de boerderij. Een soldaat probeerde het met haar aan te leggen. Er kwamen SS'ers over de vloer die spullen in beslag wilden nemen, Duitsers wilden paarden vorderen. Ze vergelijkt zichzelf in het boek als een kat met zeven levens. ''Altijd als ik schrijf, beleef ik die dagen weer. Het is een onuitwisbare bladzijde uit mijn levensboek. Soms bekruipt mij de angst dat ik het weer allemaal moet doormaken. Dan zie ik weer die Duitse jongens, niet ouder dan zestien jaar. Met een geweer in hun handen dat ze door de angst nauwelijks goed konden vasthouden.'' Bevrijding Over de bevrijding schreef Floortje: ''Er kwam iemand ons erf oprennen, schreeuwende: 'De Canadezen zijn er, op de hoofdweg al.. Het duurde tot de middag eer ik de moed vond om naar de grote weg te gaan. Een van de jongens van Klopman ging met mij mee. En ja hoor, daar zag ik Canadezen en Engelsen op hun tanks. Aan de kant van de weg staande had ik het wel kunnen uitschreeuwen tegen die jongens. Mijn bevrijders immers. Maar wat kon ik zeggen. Alleen maar huilen. Ik huilde om vijf jaar van mijn jonge leven. Vijf jaar angst en nog een angst. Er stopte een tank vlak bij me, er sprongen soldaten af en begonnen met mij te dansen. Ze gaven me chocola en sigaretten. Ik kon alleen maar stamelen; 'Ik ben een jodin…' Zo'n moment vergeet je je hele leven niet. Het is niet uit te leggen hoe je je voelt. Ik ging met armen vol heerlijkheden naar de boerderij terug en daar heb ik toen verteld dat ik een jodin was. Ze keken met met open monden aan. Harm pakte mijn arm en zei: 'Gefeliciteerd mien deerne.' En ik begreep dat hij het al die tijd heeft geweten”.De broers Klopman hebben voor hun dappere daad in 1982 de Yad Vashem onderscheiding gekregen, een grote Israëlische eer. Floortje had het verhaal onder de aandacht gebracht. In 1946 was ze al getrouwd met Teun Luttikhuizen, een jongen uit de directe omgeving. Hij was de enige aan wie ze in de oorlog haar grote geheim opbiechtte dat ze een jodin was. Hij heeft haar in de moeilijke periode door dik en dun gesteund. Het 'jodinnetje van Ugchelen' is in 1996 overleden. |